Alleen al het feit dat beeldhouwers zich moeten kunnen bekwamen in hun kunst en het recht hebben daarmee hun brood te verdienen, zou het bestaan van monumenten rechtvaardigen. Maar uiteraard zijn er andere redenen om pleinen op te sieren met standbeelden van helden, bustes, allegorische groepen, triomfbogen en adelaars die óf dictaturen verpletteren óf er vreemd genoeg als symbool voor dienen.
In het algemeen waarderen machthebbers het wanneer men hen in steen of brons vereeuwigt en soms is voor een politicus de inwijding van een fontein het hoogtepunt van zijn carrière. Het volk van zijn kant ziet graag zijn mythen gebeeldhouwd, vandaar dat op honderden Places de la République in Frankrijk een bronzen soldaat met gevelde bajonet symbolisch een onzichtbare Duitser de buik openrijt.
Spanje wordt bevolkt door marmeren heiligen, caudillo's en muzen, terwijl in Portugal de ministers overheersen, gelauwerde dichters en zeevaarders uit de tijd van de ontdekkingsreizen die met gestrekte arm naar verre eilanden wijzen. Met zijn overdaad aan monumenten is heel Italië één reusachtig plein, en al is in het Europa dat we tot voor kort het Oostblok noemden een aanzienlijke hoeveelheid beelden van Stalin afgevoerd naar de smeltovens, het zal niet lang duren of op de lege sokkels verrijzen gedenktekens voor de Vrijheid, de Democratie en andere even mythische figuren.
Bij mijn komst naar Nederland was mijn verrassing groot - en onaangenaam, zij terloops gezegd - toen ik het soort monumenten hier en de bescheiden afmetingen ervan zag. Een merkwaardige paradox trouwens, want er is niets tegenstrijdiger dan op bescheiden wijze monumentaal willen zijn.
In de loop der jaren heb ik herhaaldelijk de argumenten gehoord waarmee de soberheid van de borstbeelden en nationale gedenktekens wordt verdedigd: Nederlanders geven niet om grote gebaren, Nederlanders gooien niet graag geld over de balk, ze hebben een aangeboren wantrouwen jegens helden, haten iedere vorm van ophemeling, zelfs postuum, enzovoort.
Van al die redenen gaat geloof ik alleen die van de voorzichtigheid met geld op, want als er zo iets als de Olympische Spelen van de zuinigheid bestond, zouden de Nederlanders moeiteloos de drie eerste plaatsen veroveren. De overige argumenten lijken mij niet erg overtuigend. De Nederlander, die toch expres naar Italië en Frankrijk gaat om de standbeelden aldaar te bewonderen en te fotograferen, die met dezelfde bedoeling naar Griekenland en de verste uithoeken van Azië vliegt, het kan niet anders of die Nederlander zou het leuk vinden als hij op eigen grondgebied een half dozijn monumenten had staan die die naam waardig zijn. En als hij een dergelijk onderzoek zou toestaan, zou men ongetwijfeld diep in zijn hart een publiek persoon vinden die hij heimelijk bewondert en graag als standbeeld zou willen zien.
Helaas echter leiden maar weinig dingen een zo hardnekkig bestaan als fabels. Sinds het fabeltje de ronde is gaan doen dat Nederlanders zus en zo zijn, dat ze niet houden van helden en gruwen van strooplikken, pompeus gedoe en ijdelheid, zijn ze zelf gaan geloven dat ze die uitzonderlijke deugden bezitten. En omdat ze coûte que coûte een reputatie in stand willen houden die hun het leven zuur maakt, worden monumenten die hun pleinen en ogen zouden opvrolijken - naast andere geneugten waarvan ze hypocriet genoeg alleen ver van huis durven te genieten - dan maar afgewezen.
Betekent dit alles nu dat ik hier overal standbeelden zou willen zien van buiken doorborende soldaten of charismatische wonderdoeners? Absoluut niet. En een politicus of held die brons waard is, ken ik al evenmin. Maar toen ik me afvroeg wie het in Nederland dan wel zou verdienen te worden geëerd met een monument, moest ik zelf glimlachen om de eenvoud van het antwoord en om het feit dat zo'n idee waarschijnlijk alleen maar bij een buitenlander kan opkomen.
De Nederlander zal vertederd kijken naar een Arabische vrouw, een zigeunerin of een Ethiopische op een ezel, met in haar armen een stapel brandhout, een bundel kleren en een paar telgen. Ik kan er niet genoeg van krijgen vol bewondering te kijken naar de jonge Nederlandse moeder die hijgend tegen de wind in naar huis fietst van school, zwembad, crèche of supermarkt, de kinderen voor en achter op de fiets gepoot, de tassen vol boodschappen en de hond ernaast aan de lijn. Geef haar een standbeeld.

          

(uit Mazagran - Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1992. Vertaling: Harrie Lemmens).